Algemeen beeld
De onzekerheid over de macro-economische ontwikkeling is nog altijd zeer groot. De afgelopen jaren zijn we van de ene in de andere crisis gerold. We zitten in een periode met veel economische onzekerheid waarvan de gevolgen voor de gemeente moeilijk zijn in te schatten. Economen breken zich het hoofd over wat het toekomstige economische perspectief zal zijn, niemand die het zeker weet. Dat blijkt ook uit de uiteenlopende verwachtingen.
Het Centraal Plan Bureau heeft in maart 2023 de nieuwste raming in het Centraal Economisch Plan gepubliceerd. Verwacht wordt dat de koopkracht dit jaar in doorsnee ongeveer gelijk blijft, en in 2024 stijgt met 2,0%. Tegelijkertijd neemt de armoede volgend jaar juist toe. Op middellange termijn verslechteren de overheidsfinanciën door het effect van vergrijzing, door de extra uitgaven uit het coalitieakkoord en door de opgelopen rente. Wat dit betekent voor gemeenten is erg onzeker.
Op basis van de risicotabel is de bandbreedte van de structurele risico’s tussen de € 1,1 miljoen en de € 3,4 miljoen en de incidentele risico’s tussen de € 7,8 miljoen en de € 11,5 miljoen. De bandbreedte (en dus de onzekerheid) blijft hiermee fors.
Van belang is dat scenario's een bandbreedte geven maar niet de betekenis hebben van onder- of bovengrenzen van toekomstige uitkomsten.
Voor de begroting hebben we, zoals gebruikelijk, een meest waarschijnlijk scenario benoemd. Dit is per definitie onzeker maar de onzekerheid is nu nog groter door bovengeschetst algemeen beeld over macro-economische risico’s.
In de begroting 2023 was de weerstandsratio 1,73 bij een weerstandscapaciteit (na simulatie) van
€ 35,6 miljoen. In deze paragraaf is de uitkomst van de weerstandratio 1,91 bij een weerstandscapaciteit (na simulatie) van 41,2 miljoen. De verhoging van de ratio wordt in belangrijke mate veroorzaakt door een hogere weerstandscapaciteit maar tegelijkertijd nemen ook de risico’s toe.
1. Algemene uitkering uit het gemeentefonds
De algemene uitkering uit het gemeentefonds is verreweg de belangrijkste inkomstenbron van de gemeente (circa € 71 miljoen). Voor de gemeentefondsuitkering is normaliter de normeringssystematiek (trap-op trap-af-principe) van toepassing. Dit betekent dat de ontvangsten “mee-ademen” met de ontwikkeling van de rijksfinanciën. Hierin ligt dus tegelijkertijd zowel een kans als een risico besloten. Gaat het voorspoedig met de rijksfinanciën dan profiteren de gemeenten mee via het gemeentefonds, maar het omgekeerde geldt natuurlijk ook.
Om de stabiliteit van de algemene uitkering voor gemeenten te verbeteren is in juni 2022 een akkoord bereikt waardoor het volume-accres van het gemeentefonds voor de jaren 2022 – 2025 is bevroren op de stand voorjaarsnota 2022. Hierdoor is het volume-risico voor de jaren tot en met 2025 weggevallen. Het Rijk werkt met gemeenten aan een nieuwe financieringssystematiek vanaf 2026. In aanloop daarnaartoe heeft het kabinet in 2026 eenmalig € 1 miljard extra beschikbaar gesteld. Deze effecten zijn verwerkt in het financieel perspectief.
Voor de eerstvolgende jaren is het risico op verlaging van de algemene uitkering dan ook beperkt. Het risico is aanwezig dat de rijksoverheid op enig moment gaat bezuinigen om de extra uitgaven door onder andere corona en energie-compensatie terug te halen. Een ander risico is dat de jaarlijkse prijscompensatie op basis van de actuele ramingen door het CPB niet voldoende is.
Omdat het risico voor de eerste jaren beperkt is hebben wij de risico-inschatting gehandhaafd op laag.
Als scenario houden we een korting van circa 2% aan. Dit komt overeen met een bedrag van ongeveer € 1,3 miljoen.
2. Uitgaven sociaal domein (decentralisatie Wmo)
Het is bekend dat er forse risico's zijn op dit terrein en dat de tekorten verder kunnen oplopen. Door het ouder worden van de babyboom generatie en het ontbreken van geschikte woningen/woonvormen neemt de druk op de Wmo toe. Hoewel we hiervoor in principe worden gecompenseerd door het Rijk is het risico aanwezig dat de compensatie onvoldoende is.
Ook liggen er risico’s van hogere tarieven als gevolg van de AMvB reëel tarief. Hiernaar loopt op dit moment een onderzoek.
Kortom: er zijn nog onzekerheden en risico’s. Het is lastig om het risico te kwantificeren. We sluiten aan bij het gebruikelijke scenario van open einde risico’s, namelijk 10% van de uitgaven.
We hebben de risico-inschatting al enkele jaren op midden gezet voor Wmo en Jeugd samen. In deze risicoparagraaf hebben we de risico’s Wmo en Jeugd gesplitst omdat de risico’s wel iets verschillen. Het Wmo-budget heeft de afgelopen jaren geen grote tekorten laten zien. Daarom zetten we de risico-inschatting op laag.
3. Uitgaven sociaal domein (decentralisatie Jeugd)
Het is bekend dat er ook forse risico's zijn op dit terrein en dat de tekorten verder kunnen oplopen.
Voor het onderdeel jeugd zijn er verschillende risico’s. De impact van deze risico’s is (nog) niet duidelijk. Het gaat hierbij onder andere om de volgende landelijke en regionale ontwikkelingen: Hervormingsagenda jeugd, toekomstscenario kind- en gezinsbescherming, samenwerkingsagenda Twente, ombouw 3-mileusvoorzieningen, afbouw jeugdzorgplus, onderzoek reële tarieven regionaal en structurele toename van de adviezen en meldingen bij Veilig Thuis Twente.
Daarnaast is bij het opmaken van de jaarrekening 2022 een budgetoverschrijding geconstateerd van ca. € 9 ton over het 4e kwartaal 2022. Op het moment van schrijven van deze risicoparagraaf wordt nog gewerkt aan een analyse.
Ook voor het onderdeel jeugd zijn er dus diverse onzekerheden en risico’s. Het is lastig om het risico te kwantificeren. We sluiten aan bij het gebruikelijke scenario van open einde risico’s, namelijk 10% van de uitgaven.
We hebben de risico-inschatting al enkele jaren op midden gezet voor Wmo en Jeugd samen. Gelet op de op hiervoor genoemde risico’s hebben we de risico-inschatting vóór simulatie voor jeugd verhoogd naar hoog. Ervan uitgaande dat, indien nodig, snel en adequaat maatregelen worden genomen en wordt bijgestuurd hebben we de risico-inschatting na simulatie gehandhaafd op midden.
4. Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) huishoudelijke hulp
Geconstateerd kan worden dat op het terrein van de Wmo, waarvoor een openeinderegeling geldt, sprake is van een structureel risico. Er worden meer inwoners ouder en het langer zelfstandig wonen wordt vanuit het Rijk gestimuleerd. Het gevolg is dat er een groter beroep op Wmo-voorzieningen huishoudelijke ondersteuning wordt gedaan, waarbij het maar de vraag is of de compensatie van het Rijk voldoende is om de extra kosten op te vangen. Sinds 2018 wordt de huishoudelijke ondersteuning grotendeels als algemene voorziening uitgevoerd, waardoor de uitvoeringskosten laag zijn.
Vanaf 2025 geldt voor de huishoudelijke ondersteuning weer een inkomensafhankelijke eigen bijdrage. Het financieel effect hiervan is onduidelijk. Bij de invoering van het abonnementstarief enkele jaren geleden zagen we juist een extra kostenstijging omdat de compensatie van het Rijk onvoldoende was. Het is de vraag wat deze omgekeerde ontwikkeling in financiële zin gaat betekenen.
Het overschrijdingsrisico is als basisscenario gezet op 10%. We hebben dit risico op laag gezet omdat de afwijkingen van dit budget ten opzichte van de raming relatief beperkt waren.
5. Inkomensdeel Participatiebudget (voormalig WWB/IOAW/IOAZ)
Voor de uitkeringen en loonkostensubsidie (LKS) verstrekt op basis van de participatiewet (inkomensdeel en LKS) ontvangt de gemeente een rijksbudget. Er is een landelijke vangnetregeling. De eigen risico drempel is 7,5%. Vergoed wordt 50% van het tekort meer dan 7,5% tot en met maximaal 12,5% Indien het tekort hoger is dan 12,5% wordt 100% vergoed. Voorwaarde is dat aangetoond kan worden dat voldoende inspanningen gepleegd zijn om het beroep op de bijstand zo klein mogelijk te houden. Een aanvullende voorwaarde is dat een referte-periode van 3 jaar van toepassing is. Zowel 2020, 2021 als 2022 liet een overschot zien. De kans dat een beroep kan worden gedaan op de vangnetregeling is de komende jaren klein.
Een landelijke toename van het beroep op de Participatiewet wordt (met enige vertraging) gecompenseerd in het rijksbudget. Wel is het zo dat ontwikkelingen op macroniveau niet één op één doorvertaald kunnen worden naar lokaal niveau. Het kan best zo zijn dat landelijk zich een daling voordoet in het aantal uitkeringsgerechtigden terwijl lokaal (door specifieke omstandigheden) het omgekeerde plaatsvindt. Nieuw is dat sinds enkele jaren ook de LKS vergoeding afzonderlijk is toegevoegd aan het participatiebudget. De inzet van deze voorziening laat al jaren een stijging zien.
Als risicoscenario hebben we genomen een overschrijding van 10%. Lokaal is sprake van een stabiel tot licht dalend uitkeringsbestand. De afgelopen jaren was er geen aanleiding tot een hogere instroom, omdat de instroom en uitstroom in balans was. Een mogelijke oplopende bijstand instroom is afhankelijk van de economische gevolgen. Ondanks de krapte op de arbeidsmarkt en de mogelijk betere kansen die dit biedt voor werkzoekenden, wordt ervaren dat de instroom van werkzoekenden in de Participatiewet dusdanige belemmeringen hebben, dat uitstroom naar betaald werk in meerdere gevallen binnen 1 jaar niet te verwachten is. Gelet op de vele economische onzekerheden hebben we daarom de risico-inschatting gehandhaafd op midden.
6. Leerlingenvervoer
Leerlingenvervoer naar met name speciaal onderwijs is een gevolg van het feit dat we in onze gemeente erg weinig speciaal onderwijs hebben. Daar komt bij dat we de laatste jaren een toename zien van leerlingen die, ondanks passend onderwijs, toch speciaal onderwijs moeten volgen. En in ons geval vrijwel automatisch ook in het leerlingenvervoer terecht komen. Het lokaal kunnen aanbieden van speciaal onderwijs is de meest zekere manier om op leerlingenvervoer te besparen. Dit is een kwestie van lange adem en goed overleg met onderwijsinstellingen c.q. samenwerkingsverbanden. Daarnaast zijn er nog wat mogelijkheden om op de kosten van leerlingenvervoer te besparen. Bijvoorbeeld inzetten van e-bikes in plaats van aangepast vervoer, MEEopWeg etc.
De laatste jaren waren er budgetoverschrijdingen. Het budget is hierop deels bijgesteld. Voor het resterende deel blijven risico’s op overschrijding bestaan. In 2023 zal een aanbestedingstraject worden doorlopen door de Stichting Leerlingenvervoer. Een nieuw contract zal ingaande schooljaar 2023/2024 van kracht zijn. Daarnaast wordt gewerkt aan een nieuwe verordening leerlingenvervoer die eveneens met ingang van schooljaar 2023/2024 van kracht wordt. Wat ook nog speelt is personeelskrapte bij de vervoerders waardoor het steeds lastiger wordt de planning “rond” te krijgen. Kortom, diverse ontwikkelingen. We hebben het risico vooralsnog gehandhaafd op midden.
7. Dividenden
De gemeente ontvangt een aanzienlijk bedrag aan dividend (onder andere van de Bank Nederlandse Gemeenten (BNG) en Twence). De kans op het risicoscenario van een negatieve afwijking van 10% schatten we laag in.
8. Rente
Over de ontwikkeling van de rente bestaat veel onzekerheid. Oplopende inflatie kan een bedreiging vormen en leiden tot hogere rentevoeten.
De leningportefeuille bedraagt ongeveer € 46 miljoen. Van een gemiddelde herfinancieringsbehoefte van een tiende deel van de portefeuille is het renterisico van 1% gelijk aan € 46.000.
Voor 2023 is de gemiddelde rentevoet 3,7 %. Zoals bekend is sprake van een aanzienlijke stijging van de rente de laatste tijd. De kans dat geld tegen hogere tarieven aangetrokken moet worden, schatten we gemiddeld in.
9. SamenTwente
SamenTwente voert zijn eigen risicomanagement, ook hier wordt gewerkt met een weerstandsratio.
In de begroting 2023 van SamenTwente is de ratio becijferd op 0,8 en valt daarmee binnen de afgesproken bandbreedte van 0,8 en 1,0. Omdat SamenTwente een eigen adequaat risicobeheer voert zetten wij als deelnemende gemeente het risico voor de gemeente op pm.
10. Vastgoed
We gaan uit van een risico van huurderving van gemeentelijke accommodaties van 10%. We schatten dit risico als laag in.
11. Arbeidsongeschiktheidsrisico’s gemeentebestuurders
Arbeidsongeschiktheid van gemeentebestuurders leidt tot extra loon- en wachtgeldbetalingen. Het maximale risico bedraagt ongeveer € 2,9 miljoen. Als risicoscenario gaan we uit van een derde van het maximale risico, afgerond € 1,0 miljoen. We schatten het risico gemiddeld in.
12. Infrastructurele projecten
Jaarlijks wordt geïnvesteerd in de infrastructuur. Als risicoscenario wordt 10% overschrijding bij een investering van gemiddeld € 4 miljoen verondersteld.
13. Stadsbank Oost Nederland
De 22 aangesloten gemeenten zijn aansprakelijk voor eventuele exploitatieverliezen. Stadsbank Oost Nederland voert hierin een eigen risicomanagement. In het risicomodel wordt net als in onze gemeente met een weerstandsratio gewerkt. Met een weerstandsvermogen van € 1,3 miljoen komt in 2024 deze ratio uit op 1,25 (bron: concept-begroting 2024). Daarmee wordt voldaan aan de eigen norm met een bandbreedte van 1 tot 1,4. Omdat de Stadsbank zelf een adequaat risicobeheer voert zetten wij als deelnemende gemeente het risico voor de gemeente op pm.
14. Directe borgstellingen
Op 31 december 2021 is sprake van de volgende directe borgstellingen:
- Corporaties/(zorg)instellingen € 2,3 miljoen
Als risicoscenario wordt 5% wanbetaling gehanteerd. Gelet op de financiële positie van de betrokken instellingen schatten we de kans daarop laag in.
15. Indirecte borgstellingen
Aan indirecte borgstellingen via het waarborgfonds Sociale woningbouw staat per 31 december 2022 een bedrag van € 71,0 miljoen uit bij corporaties.
Het geborgd schuldrestant in relatie tot de marktwaarde van DAEB-bezit in Rijssen-Holten onderpanden bedraagt ultimo 2022 14,5%. Deze borgstelling (Rijk 50%; gemeente 50%) wordt pas ingeroepen als het garantievermogen van het fonds daalt tot 0,25%. We schatten, gelet op de betrokken corporaties, de kans laag in dat een beroep op deze achtervang wordt gedaan. Niettemin betekent 2,5% wanbetaling (50% van 5%) een potentiële claim van globaal € 1,8 miljoen.
Binnen de nationale hypotheekgarantie (NHG) staat de gemeente tot en met 2010 nog voor 50% als achtervang garant voor tekorten bij het NHG (andere 50% is voor het Rijk). Per 1 januari 2011 is de achtervangfunctie van de gemeenten voor nieuw af te geven hypotheekgaranties vervallen en vanaf deze datum is voor nieuw af te geven hypotheekgaranties sprake van een 100% rijksachtervang.
Het fondsvermogen is in 2022 gestegen tot € 1,63 miljard. In 2022 is € 0,1 miljoen uitgekeerd aan verliesdeclaraties.
De kapitaalratio (garantievermogen/% van gegarandeerd vermogen) is gestegen van 0,81% eind 2021 naar 0,84% eind 2022.
Het door NHG gegarandeerde bedrag (het totaal van hypotheken met NHG) is € 195 miljard. Dit bedrag daalt al enkele jaren, ondanks de gestegen huizenprijzen. Tegenover het gegarandeerde bedrag staat een (geschatte) totale waarde van de onderpanden van € 335 miljard. We gaan ervan uit dat de buffers voldoende zijn. Daarom is het risico voor de gemeente op pm gezet.
16. Risico’s ICT/informatiebeveiliging/privacybescherming
De ICT-ontwikkelingen gaan steeds verder en daarmee nemen de risico’s toe, door bijvoorbeeld hacking, phishing of ongeautoriseerd gebruik van systemen. Op basis van ervaringen elders gaan we uit van een risicoscenario van € 4 miljoen. Gelet op de vele beheersmaatregelen die worden genomen als risicoreductie schatten wij het risico laag in.
17. Grondexploitatie
De risico’s van de grondexploitatie worden jaarlijks gemonitord. De resultaten hiervan worden opgenomen in het risicologboek. Op dit moment zijn de risico’s geïndiceerd op circa € 6 miljoen. Dit betekent een verslechtering van het risicoprofiel ten opzichte van de situatie in augustus 2022 van ca. € 2 miljoen. Deze stijging van de risico’s wordt vooral veroorzaakt door stijgende inflatie en oplopende rente waardoor de prijzen onder druk staan. Dit geldt in het bijzonder voor de projecten Encko en Opbroek Oost. Ook ligt er nog een risico of de zogenaamde WBI (woningbouwimpuls) subsidie wel of niet wordt toegekend. Gelet op de huidige dynamiek zullen we in de aanloop naar de begroting 2024 de risico’s van de grondexploitaties opnieuw monitoren.
Risico’s op eigendommen
Rampen
Met de gevolgen van het zich voordoen van rampen, zoals het ontsporen van een chloortrein of het overstromen van een kern is in de begroting geen rekening gehouden. Wel wordt op verschillende manieren geprobeerd te voorkomen dat een ramp zich voordoet. Denk hierbij aan het opstellen van een integraal veiligheidsplan en het aanpassen van het rioleringsstelsel.
Voor de kosten van een terroristische aanslag zijn alle Nederlandse polissen verzekerd tot een bedrag van € 1 miljard per jaar. Een risico is de opgenomen clausule in de polis. Komt de schade door terrorisme in Nederland in een jaar boven dit bedrag uit en onze gemeente wordt getroffen door een aanslag, dan komt een evenredig deel van de schade niet voor vergoeding in aanmerking.
Verzekeringsmarkt
Wij wijzen op de claimbewustheid van burgers en bedrijven bij schade. De gemeente is verzekerd tegen schade bij persoons- en zaakschade tot een bedrag van € 5 miljoen per gebeurtenis met een maximum van € 10 miljoen per verzekeringsjaar en bij vermogensschade € 2,5 miljoen per gebeurtenis tot een maximum van € 5 miljoen per verzekeringsjaar. Claims die de genoemde bedragen te boven gaan blijven over het meerdere voor risico van de gemeente.
Weerstandsvermogen
Tot het weerstandsvermogen wordt gerekend de algemene reserve en 50% van de bestemmingsreserves waarop nog geen verplichtingen rusten.