Impact corona
Door het coronavirus zijn we in een bijzondere periode terecht gekomen. Duidelijk is dat de financiële risico’s zijn toegenomen en dat sprake is van grote onzekerheid. De risico’s als gevolg van corona zijn in deze risicoparagraaf geïntegreerd met de bestaande risico’s. Waar relevant is in de toelichting bij de risicotabel afzonderlijke informatie over coronarisico’s opgenomen. Op basis van de risicotabel is de bandbreedte van de structurele risico’s tussen de € 1,1 miljoen en de € 3,2 miljoen en de incidentele risico’s tussen de € 3,8 miljoen en de € 7,4 miljoen. De bandbreedte (en dus de onzekerheid) blijft hiermee fors.
Van belang is dat scenario's een bandbreedte geven maar niet de betekenis hebben van onder- of bovengrenzen van toekomstige uitkomsten.
Voor de begroting hebben we, zoals gebruikelijk, een meest waarschijnlijk scenario benoemd. Dit is per definitie onzeker maar de onzekerheid is nu nog groter door corona.
In de begroting 2021 was de weerstandsratio 1,01 bij een weerstandscapaciteit (na simulatie) van
€ 27,1 miljoen. In deze paragraaf is de uitkomst van de weerstandsratio 1,36 bij een weerstandscapaciteit ( na simulatie) van € 28,9 miljoen. Deze verhoging wordt in belangrijke mate veroorzaakt door aanpassing van de omrekenfactor structureel naar incidenteel omdat geen rente meer wordt toegerekend aan reserves en voorzieningen (zie kopje aanpassing methodiek)
1. Algemene uitkering uit het gemeentefonds
De algemene uitkering uit het gemeentefonds is verreweg de belangrijkste inkomstenbron van de gemeente (circa € 59 miljoen) Voor de gemeentefondsuitkering is de normeringssystematiek (trap-op trap-af-principe) van toepassing. Dit betekent dat de ontvangsten “mee-ademen” met de ontwikkeling van de rijksfinanciën. Hierin ligt dus tegelijkertijd zowel een kans als een risico besloten. Gaat het voorspoedig met de rijksfinanciën dan profiteren de gemeenten mee via het gemeentefonds, maar het omgekeerde geldt natuurlijk ook.
Uit ervaringen met dit systeem in het verleden is gebleken dat positieve verwachtingen met betrekking tot groei van de gemeentefondsuitkering lang niet altijd uitkomen. In verband daarmee geldt als risicobeperkende maatregel dat maximaal 50% van de eventueel voorspelde reële groei van de accressen in de circulaires, wordt meegenomen in de ramingen van het meerjarenperspectief.
In algemene zin bestaan er nog risico’s maar ook kansen op basis van aanpassingen van verdeelmaatstaven naar aanleiding van periodieke onderhoudsrapportages door het Rijk.
Om het gemeentefonds volledig en integraal te herzien zijn herijkingsonderzoeken uitgevoerd. Deze onderzoeken hebben plaatsgevonden langs twee sporen. Een voor het sociaal domein en een voor het “klassiek” gemeentefonds (de overige onderdelen). Voor de zomer kwam de mededeling dat de herijking van het gemeentefonds voorlopig een positief structureel effect zou hebben van € 37 per inwoner. Het was nog een voorlopig effect, dat gebaseerd was op cijfers van 2017. In de zomervakantie heeft een herrekening plaatsgevonden naar de cijfers van 2019. Van de € 37 is nog maar € 2 per inwoner over. En nog zijn deze cijfers niet zeker. De herverdeling gaat in per 2023 en de cijfers worden nogmaals herijkt per 1 januari 2023. De fluctuaties zijn dus fors. Momenteel heeft de Raad voor het Openbaar Bestuur een advies in voorbereiding. Dat duurt tot begin oktober. De VNG start aansluitend met de bestuurlijke consultatie van het voorstel.
Hoewel we dus nog steeds in de categorie voordeelgemeenten vallen blijft het risico aanwezig dat de algemene uitkering daalt. Als realistisch scenario zien we een korting van circa 2%. Dit komt overeen met een bedrag van ongeveer € 1,2 miljoen. Bij eerdere herverdelingen van het gemeentefonds werd het nadeel per gemeente begrensd op € 15 per inwoner per jaar. Het scenario van 2% komt overeen met een nadeel van € 15 per inwoner per jaar gedurende een periode van ca. 2 jaar. Omdat de herverdeling op zijn vroegst ingaat per 1 januari 2023 schatten we het risico dat het gemeentefonds in 2022 daalt laag in.
Effecten Corona: Voor de lange termijn blijft de impact van corona op de algemene uitkering erg onzeker. Het risico is aanwezig dat de rijksoverheid op enig moment gaat bezuinigen om de extra uitgaven door corona terug te halen. Via de trap op trap af systematiek kan dit dan een nadelig effect hebben op het gemeentefonds.
Zoals hiervoor aangegeven blijft het risico op nadelige effecten van de herverdeling per 2023 aanwezig. We blijven dan ook uitgaan van een risicoscenario van 2% en gelet op de grote onzekerheden hebben we de kans op optreden van het risico na simulatie gehandhaafd op midden.
2. Uitgaven sociaal domein (decentralisaties Jeugd en Wmo)
Het is bekend dat er forse risico's zijn op dit terrein en dat de tekorten verder kunnen oplopen. Om de tekorten terug te dringen is en wordt gewerkt aan transformatie van het sociaal domein. Ook zijn al diverse interventiemaatregelen ingezet om de tekorten op te vangen in de begroting. Andere interventiemaatregelen moeten verder wordt uitgewerkt en geëffectueerd. Dit kost niet alleen tijd, maar brengt ook risico’s met zich mee. Inmiddels is duidelijk geworden dat niet alle interventiemaatregelen daadwerkelijk leiden tot concrete bezuinigingen. Het budget is hierop aangepast. De nog lopende interventiemaatregelen betreffen veelal zachte maatregelen, die vooral insteken op het voorkomen van uitgaven. Dit is in financiële zin lastig terug te zien, omdat de daadwerkelijke uitgaven niet alleen door interventiemaatregelen beïnvloed worden, maar ook door andere ontwikkelingen. Voor het resterende deel blijven de risico’s op het niet realiseren van de interventiemaatregelen bestaan.
Corona-effect: De signalen over de ontwikkelingen van de zorgkosten voor Jeugdhulp en Wmo zijn verschillend. Van de door sommigen verwachte boeggolf zien we de eerste effecten ontstaan in de cijfers. Zo zien we voor zowel jeugd als Wmo een lichte toename van het gemiddelde indicatiebedrag. Als gevolg van Corona zien we, zowel door uitgestelde hulpvragen als de in de afgelopen periode toegenomen wachtlijsten de zwaarte en complexiteit van de problematiek toenemen. Een mogelijk positief effect is dat men minder hulp nodig blijkt te hebben door bijvoorbeeld het zelfoplossend vermogen. Het laatste effect is nog niet terug te zien.
Daarnaast biedt het Rijk compensatie voor inhaalzorg en extra zorg. Dit incidentele effect laten we buiten beschouwing.
Het blijft lastig en daarmee onzeker hoe de zorgkosten zich gaan ontwikkelen als gevolg van het coronavirus. Op de vraag of er sprake is van een incidenteel of een structureel effect is erg moeilijk een antwoord te geven, omdat diverse factoren hierop van invloed zijn. Daarnaast is bij het opmaken van de jaarrekening 2022 een budgetoverschrijding geconstateerd van ca. € 9 ton over het 4e kwartaal 2022. Op het moment van schrijven van deze risicoparagraaf wordt nog gewerkt aan een analyse. Kortom: er zijn vele onzekerheden en risico’s. Het is lastig om het risico te kwantificeren. We sluiten aan bij het gebruikelijke scenario van open einde risico’s, namelijk 10% van de uitgaven.
We hebben de risico-inschatting al enkele jaren op midden gezet. De realisatie van het resterende deel van de interventiemaatregelen door corona en de inschatting hiervan geeft veel onzekerheid. Daarom hebben we de risico-inschatting gehandhaafd op midden. In 2022 heeft dit scenario zich ook daadwerkelijk voorgedaan. De toelichting hierop vindt u terug in programma 2. Jongeren en Onderwijs.
3. Uitgaven sociaal domein (decentralisatie Participatiewet/ WSW)
Met ingang van 2021 is de GR Soweco opgeheven en worden deze activiteiten lokaal georganiseerd. De lokale uitvoering van de WSW brengt uiteraard risico’s met zich mee. We hebben als risicoscenario genomen 10% van het begrotingstekort lokale uitvoering.
4. Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) huishoudelijke hulp
Geconstateerd kan worden dat op het terrein van de Wmo, waarvoor een openeinderegeling geldt, sprake is van een structureel risico. Er worden meer inwoners ouder en het langer zelfstandig wonen wordt vanuit het Rijk gestimuleerd. Het gevolg is dat er een groter beroep op Wmo-voorzieningen wordt gedaan, waarbij het maar de vraag is of de compensatie van het Rijk voldoende is om de extra kosten op te vangen. Sinds 2018 wordt de huishoudelijke ondersteuning grotendeels als algemene voorziening uitgevoerd. Het overschrijdingsrisico is als basisscenario gezet op 10%. Gelet op het stabiele volume hebben wij dit risico op laag gezet.
5. Inkomensdeel Participatiebudget (voormalig WWB/IOAW/IOAZ)
Voor de uitkeringen verstrekt op basis van de participatiewet (inkomensdeel) ontvangt de gemeente een rijksbudget. Er is een landelijke vangnetregeling. De eigen risicodrempel is 7,5%. Vergoed wordt 50% van het tekort meer dan 7,5% tot en met maximaal 12,5%. Indien het tekort hoger is dan 12,5% wordt 100% vergoed. Voorwaarde is dat aangetoond kan worden dat voldoende inspanningen gepleegd zijn om het beroep op de bijstand zo klein mogelijk te houden. Een aanvullende voorwaarde is dat een referte periode van 3 jaar van toepassing is. Zowel 2018, 2019 als 2020 liet een overschot zien. De kans dat een beroep kan worden gedaan op de vangnetregeling is de komende jaren klein.
Een landelijke toename van het beroep op de WWB wordt (met enige vertraging) gecompenseerd in het rijksbudget. Wel is het zo dat ontwikkelingen op macroniveau niet één op één doorvertaald kunnen worden naar lokaal niveau. Het kan best zo zijn dat landelijk zich een daling voordoet in het aantal uitkeringsgerechtigden terwijl lokaal (door specifieke omstandigheden) het omgekeerde plaatsvindt.
Als risicoscenario hebben we genomen een overschrijding van 10%.
Lokaal is sprake van een stabiel uitkeringsbestand. De afgelopen jaren was er geen aanleiding tot een hogere instroom, omdat de instroom en uitstroom in balans was. Wel is in de begroting 2021 al rekening gehouden met extra instroom door statushouders. Een mogelijke oplopende bijstandsinstroom is afhankelijk van de economische gevolgen binnen dit corona tijdperk. Dit kan ook gevolgen hebben voor het uitgavenniveau doordat het aantal mensen met deeltijdwerk afneemt. In de augustusraming van het CPB is aangegeven dat de werkloosheid tot nu toe slechts licht oploopt en de krapte op de arbeidsmarkt blijft. Voor 2022 wordt een beperkte stijging verwacht. Het CPB spreekt over een krachtig economisch herstel maar geeft tegelijk aan dat de onzekerheid door corona blijft. Daarom hebben we de risico-inschatting gehandhaafd op midden.
6. Leerlingenvervoer
Leerlingenvervoer naar met name speciaal onderwijs is een gevolg van het feit dat we in onze gemeente erg weinig speciaal onderwijs hebben. Daar komt bij dat we de laatste jaren een toename zien van leerlingen die, ondanks passend onderwijs, toch speciaal onderwijs moeten volgen. En in ons geval vrijwel automatisch ook in het leerlingenvervoer terecht komen. Het lokaal kunnen aanbieden van speciaal onderwijs is de meest zekere manier om op leerlingenvervoer te besparen. Dit is echter een kwestie van lange adem en goed overleg met onderwijsinstellingen c.q. samenwerkingsverbanden.
Daarnaast zijn er nog wat mogelijkheden om op de kosten van leerlingenvervoer te besparen. Denk aan inzetten van e-bikes in plaats van aangepast vervoer, MEEopWeg etc. Ook de nieuwe modelverordening bekostiging leerlingenvervoer biedt enkele handvatten. Maar ook hier geldt dat alternatief vervoer niet altijd mogelijk is vanwege de feitelijke reisafstand.
De laatste jaren waren er budgetoverschrijdingen. Het budget is hierop deels bijgesteld. Voor het resterende deel blijven risico’s op overschrijding bestaan. We hebben het risico vooralsnog gehandhaafd op midden.
7. Dividenden
De gemeente ontvangt een aanzienlijk bedrag aan dividend (onder andere van de Bank Nederlandse Gemeenten (BNG) en Twence). In het kader van economische herstelmaatregelen na corona is uitkering van dividenden onzekerder geworden. Deze effecten doen zich echter naar verwachting eenmalig voor en zijn meegenomen in de raming. De kans op het risicoscenario van een negatieve afwijking van 10% schatten we laag in.
8. Rente
Over de ontwikkeling van de rente bestaat veel onzekerheid. Vooralsnog gaan wij uit van stabiele lage rentetarieven in de komende jaren. Oplopende inflatie kan een bedreiging vormen en leiden tot hogere rentevoeten.
De leningportefeuille bedraagt ongeveer € 58 miljoen. Van een gemiddelde herfinancieringsbehoefte van een tiende deel van de portefeuille is het renterisico van 1% gelijk aan € 58.000.
Voor 2022 is de gemiddelde rentevoet 3,4 %. De kans dat geld tegen hogere tarieven aangetrokken moet worden, schatten we laag in.
9. Regio Twente
Regio Twente voert zijn eigen risicomanagement, ook hier wordt gewerkt met een weerstandsratio.
Ten opzichte van 2021 groeit in 2022 zowel de weerstandscapaciteit als de ratio weerstandsvermogen. Waar in 2021 deze ratio met een waarde van 0,6 niet voldeed aan de eigen norm met een bandbreedte van 0,8 tot 1,0, ligt deze in 2022 wel binnen deze norm met een waarde van 0,8. Dit is resultaat van het verhogen van het weerstandsvermogen tot € 3 miljoen. Omdat de regio Twente een eigen adequaat risicobeheer voert zetten wij als deelnemende gemeente het risico voor de gemeente op pm.
Regjo Twente is per juli 2021 gedeeltelijk ontvlochten. Dit heeft als gevolg dat de organisatie Regio Twente per 7 juli 2021 bestaat uit drie delen:
1. Twente Board en een uitvoeringsorganisatie Twente Board Development
2. Een gemeenschappelijke regeling met focus op het gebied van gezondheid:
3. Recreatieschap Twente (formele start 1 januari 2022)
We gaan we ervan uit dat dit geen effect heeft op het risicobeheer van de Regio Twente.
10. Vastgoed
We gaan uit van een risico van huurderving van gemeentelijke accommodaties van 10%. We schatten dit risico als laag in.
11. Arbeidsongeschiktheidsrisico’s gemeentebestuurders
Arbeidsongeschiktheid van gemeentebestuurders leidt tot extra loon- en wachtgeldbetalingen. Het maximale risico bedraagt ongeveer € 2,9 miljoen. Als risicoscenario gaan we uit van een derde van het maximale risico, afgerond € 1,0 miljoen. We schatten het risico gemiddeld in.
12. Infrastructurele projecten
Jaarlijks wordt geïnvesteerd in de infrastructuur. Als risicoscenario wordt 10% overschrijding bij een investering van gemiddeld € 4 miljoen verondersteld.
13. Stadsbank Oost Nederland
De 22 aangesloten gemeenten zijn aansprakelijk voor eventuele exploitatieverliezen. Stadsbank Oost Nederland voert hierin een eigen risicomanagement. In het risicomodel wordt net als in onze gemeente met een weerstandsratio gewerkt. Met een weerstandsvermogen van € 1 miljoen komt in 2022 deze ratio uit op 1,24. Daarmee wordt voldaan aan de eigen norm met een bandbreedte van 1 tot 1,4. Omdat de stadsbank zelf een adequaat risicobeheer voert zetten wij als deelnemende gemeente het risico voor de gemeente op pm.
14. Directe borgstellingen
Op 31 december 2022 is sprake van de volgende directe borgstellingen:
- Corporaties/(zorg)instellingen € 2,0 miljoen
Als risicoscenario wordt 5% wanbetaling gehanteerd. Gelet op de financiële positie van de betrokken instellingen schatten we de kans daarop laag in.
15. Indirecte borgstellingen
Aan indirecte borgstellingen via het waarborgfonds Sociale woningbouw staat per 31 december 2022 een bedrag van € 71,0 miljoen uit bij corporaties.
Het geborgd schuldrestant in relatie tot de WOZ-waarde van de onderpanden bedraagt ultimo 2020 12,6% (2019 was 12,9%). Deze borgstelling (Rijk 50%; gemeente 50%) wordt pas ingeroepen als het garantievermogen van het fonds daalt tot 0,25%. We schatten, gelet op de betrokken corporaties, de kans laag in dat een beroep op deze achtervang wordt gedaan. Niettemin betekent 2,5% wanbetaling (50% van 5%) een potentiële claim van globaal € 1,7 miljoen. Landelijk wordt gewerkt aan een wijziging in de verdeelsleutel van de achtervangpositie. De effecten voor de gemeente Rijssen-Holten lijken beperkt positief.
Binnen de nationale hypotheekgarantie (NHG) staat de gemeente tot en met 2010 nog voor 50% als achtervang garant voor tekorten bij het NHG (andere 50% is voor het Rijk). Per 1 januari 2011 is de achtervangfunctie van de gemeenten voor nieuw af te geven hypotheekgaranties vervallen en vanaf deze datum is voor nieuw af te geven hypotheekgaranties sprake van een 100% rijksachtervang.
Het fondsvermogen is in 2020 gestegen tot € 1,53 miljard. In 2020 is € 1,4 miljoen uitgekeerd aan verliesdeclaraties.
De kapitaalratio (garantievermogen/% van gegarandeerd vermogen) is gestegen van 0,73% eind 2019 naar 0,76% eind 2020.
De komende jaren zet het Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW) in op het verder verbeteren van de financiële gezondheid van het fonds. We gaan ervan uit dat de buffers voldoende zijn. Daarom is het risico voor de gemeente op pm gezet.
16. Risico’s ICT/informatiebeveiliging/privacybescherming
De ICT-ontwikkelingen gaan steeds verder en daarmee nemen de risico’s toe, door bijvoorbeeld hacking, phishing of ongeautoriseerd gebruik van systemen. Op basis van ervaringen elders gaan we uit van een risicoscenario van € 4 miljoen. Gelet op de vele beheersmaatregelen die worden genomen als risicoreductie schatten wij het risico laag in.
17. Grondexploitatie
De risico’s van de grondexploitatie worden jaarlijks gemonitord. De resultaten hiervan worden opgenomen in het risicologboek. In deze risicoschatting zijn de effecten van Covid-19 meegewogen. Op dit moment zijn de risico’s geïndiceerd op circa € 2 miljoen.