2. Paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing

Noot

Terug naar navigatie - Noot

Artikel 11

Het weerstandsvermogen bestaat uit de relatie tussen:

a. de weerstandscapaciteit, zijnde de middelen en mogelijkheden waarover de gemeente beschikt of kan beschikken om niet-begrote kosten te dekken;

b. alle risico's waarvoor geen maatregelen zijn getroffen en die van materiële betekenis kunnen zijn in relatie tot de financiële positie.

Na evaluatie heeft de gemeenteraad op 15 november 2019 de systematiek, norm en samenstelling van het weerstandsvermogen gehandhaafd en opnieuw vastgesteld. 

De systematiek

Terug naar navigatie - De systematiek

-    belangrijke risico’s identificeren en voorzien van een realistisch scenario (bijv. 2% korting gemeentefonds);
-    financiële effecten van scenario’s berekenen waarbij structureel en incidenteel onder één noemer worden gebracht;
-    kansberekening geven bij elk benoemd risico(scenario) -> laag=25%; midden=50%; en hoog=75%;
-    er ontstaan 4 uitkomsten te weten: laag; midden; hoog en prognose (de kans-inschatting);
-    de uitkomsten worden in een matrix gezet evenals de aanwezige weerstandscapaciteit;
-    de weerstandscapaciteit wordt gedeeld door het totale risicobedrag wat een ratio oplevert;
-    vooral bij structurele risico’s zoals gemeentefonds is weerstandsvermogen bedoeld als overbruggingsvermogen totdat de begroting weer sluitend is. Dit betekent dat niet het hele risicobedrag ten laste van de weerstandscapaciteit komt maar alleen de tijdelijke dekking. Hierbij is het uitgangspunt dat de tegenvaller gefaseerd wordt geabsorbeerd in de begroting;
-    bij structurele risico’s moet tevens doorlopend een actueel risicoprofiel gemaakt worden (dit kan de kans-inschatting maar ook de scenario-omvang betreffen);
-    de laatste 2 items zijn verwerkt in een rekenmodel dat laat zien wat de gevolgen zijn van de doorrekening van de risico’s en het nieuwe berekende risicoprofiel (risicosimulatie);
-    na risicosimulatie ontstaat een nieuw (prognose)risicoprofiel en een bijgesteld weerstandsvermogen;
-    de ratio uit de risicosimulatie geeft een accurater beeld omdat deze rekening houdt met het vermogen van de organisatie structurele tegenvallers gefaseerd op te lossen;
-    de ratio uit de risicosimulatie wordt dan ook gebruikt voor de bepaling van het gewenste weerstandsvermogen;
-    de gemeenteraad stelt de gewenste norm (ratio) vast;
-    op basis van de waarderingstabel van de NAR (zie onderstaande tabel) heeft de raad de norm vastgesteld op de bandbreedte 1 tot 1,4.

Ratio Weerstandsvermogen Betekenis
 > 2,0 Uitstekend
1,4 - 2,0 Ruim voldoende
1,0 - 1,4 Voldoende
0,8 - 1,0 Matig
0,6 - 0,8 Onvoldoende
< 0,6 Ruim onvoldoende

De raad heeft aan de beschikking over c.q. het in stand houden van het weerstandsvermogen de volgende eisen verbonden:
-    bij een (prognose)ratio > 1,4 mag het weerstandsvermogen verminderd worden tot 1,4 ten bate van de algemene middelen;
-    bij een ratio tussen 1 - 1,4 mag beschikt worden over het weerstandsvermogen voor financiële tegenvallers tot maximaal de ratio 1;
-    daalt de ratio onder de 1 dan worden financiële meevallers toegevoegd aan het weerstandsvermogen tot minimaal de ratio 1.

Aanpassing methodiek

Terug naar navigatie - Aanpassing methodiek

Bij de begroting 2022 is, na afstemming met het auditcomité, besloten geen rente meer toe te rekenen over reserves en voorzieningen. Dit heeft ook gevolgen voor de omrekenfactor om structurele risico’s en incidentele risico’s onder 1 noemer te brengen. In deze  jaarrekening zijn deze gevolgen verwerkt.

Kanttekeningen

Terug naar navigatie - Kanttekeningen

Kanttekeningen

-    het gaat om onzekere gebeurtenissen en niet om verwachtingen;
-    de keuze van de scenario’s is gebaseerd op expert judgement en daarom arbitrair;
-    de risicosimulatie gaat ervan uit dat alle risico’s zich voordoen. In de praktijk zal dit niet het geval zijn. Daar staat tegenover dat alle risico’s ook niet in beeld zijn. Verder gaat er een dempend effect uit van de kans-inschatting: een laag ingeschat risico telt minder zwaar mee in de simulatie. Ook is er in sommige gevallen een onderlinge relatie tussen risico’s, bijvoorbeeld in het geval deze conjunctureel gerelateerd zijn;
-    de risicosimulatie gaat uit van een “zelfoplossend” vermogen van de organisatie bij structurele risico’s.

Bij de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing gaat het om voortschrijdend inzicht in de ontwikkeling van risico’s en de mate waarin middelen aanwezig zijn om risico’s te kunnen opvangen. Het zwaartepunt ligt daarbij op de informatievoorziening bij de kadernota. Deze informatie wordt bij de jaarbegroting nog eens geactualiseerd.
Voor de omschrijving van en de toelichting op actuele risico’s verwijzen wij naar de betreffende paragraaf in de kadernota 2024-2027. Hier wordt ook de meest actuele ratio vermeld.
De risicoratio wordt berekend aan de hand van de meest actuele risicoscenario’s.
Bij de jaarrekening hoeft in dit verband in feite alleen maar gekeken te worden naar de ontwikkeling van het weerstandsvermogen. Als dit vermogen gelijk of hoger is dan dat uit de begroting 2023, dan is de ratio op de balansdatum gelijk of hoger dan die uit de begroting 2023.
Op basis van de actuele risicoberekening in de begroting 2023 is uitgegaan van een aanwezig weerstandsvermogen (voor simulatie) van € 37,7 miljoen.

Het werkelijk aanwezige weerstandsvermogen per 31 december 2022 bedraagt:
Algemene reserve                                                                      € 40,6 miljoen
50% van de vrije bestemmingsreserves                        €   3,0 miljoen
Totaal buffervermogen jaarrekening                             € 43,6 miljoen

In de jaarrekening 2022 is het aanwezige weerstandsvermogen dus € 5,9 miljoen hoger dan geprognosticeerd in de begroting 2023, zodat de ratio op de balansdatum ook hoger is (2,02 versus 1,73 bij begroting 2023). In het raadsvoorstel “najaarsnota 2022” was al een stijging voorzien naar 1,94. Op basis van de toename van de weerstandscapaciteit bij deze jaarrekening stijgt de ratio dus verder naar 2,02. 


De ratio is als volgt te herleiden:              

 Risico's begroting 2023 (na simulatie, wijzigen niet)                                                                       € 20,5 miljoen
Raming weerstandscapaciteit begroting 2023 (na simulatie)                   € 35,6 miljoen
Extra buffervermogen uit jaarrekening 2021 (t.o.v. begroting 2022)    €   5,9 miljoen
Beschikbaar weerstandsvermogen                                                                                                               € 41,5 miljoen

Ratio (W/R); € 41,5 miljoen gedeeld door € 20,5 miljoen is 2,02.

 

Risicotabel

Terug naar navigatie - Risicotabel

Bij de jaarrekening is het verder zinvol om na te gaan in welke mate risico's zich hebben gemanifesteerd.

Onder de navolgende tabel met risico's (uit de begroting 2022) is aangegeven welke belangrijke ontwikkelingen

zich hebben voorgedaan in het verslagjaar.

Toelichting risicotabel

Terug naar navigatie - Toelichting risicotabel

Impact corona
Door het coronavirus zijn we in een bijzondere periode terecht gekomen. Duidelijk is dat de financiële risico’s zijn toegenomen en dat sprake is van grote onzekerheid. De risico’s als gevolg van corona zijn in deze risicoparagraaf geïntegreerd met de bestaande risico’s. Waar relevant is in de toelichting bij de risicotabel afzonderlijke informatie over coronarisico’s opgenomen. Op basis van de risicotabel is de bandbreedte van de structurele risico’s tussen de € 1,1 miljoen en de € 3,2 miljoen en de incidentele risico’s tussen de € 3,8 miljoen en de € 7,4 miljoen. De bandbreedte (en dus de onzekerheid) blijft hiermee fors.  
Van belang is dat scenario's een bandbreedte geven maar niet de betekenis hebben van onder- of bovengrenzen van toekomstige uitkomsten. 
Voor de begroting hebben we, zoals gebruikelijk, een meest waarschijnlijk scenario benoemd. Dit is per definitie onzeker maar de onzekerheid is nu nog groter door corona.
In de begroting 2021 was de weerstandsratio 1,01 bij een weerstandscapaciteit (na simulatie) van  
€ 27,1 miljoen. In deze paragraaf is de uitkomst van de weerstandsratio 1,36 bij een weerstandscapaciteit ( na simulatie) van € 28,9 miljoen.  Deze verhoging wordt in belangrijke mate veroorzaakt door aanpassing van de omrekenfactor structureel naar incidenteel omdat geen rente meer wordt toegerekend aan reserves en voorzieningen (zie kopje aanpassing methodiek) 

1. Algemene uitkering uit het gemeentefonds
De algemene uitkering uit het gemeentefonds is verreweg de belangrijkste inkomstenbron van de gemeente (circa € 59 miljoen) Voor de gemeentefondsuitkering is de normeringssystematiek (trap-op trap-af-principe) van toepassing. Dit betekent dat de ontvangsten “mee-ademen” met de ontwikkeling van de rijksfinanciën. Hierin ligt dus tegelijkertijd zowel een kans als een risico besloten. Gaat het voorspoedig met de rijksfinanciën dan profiteren de gemeenten mee via het gemeentefonds, maar het omgekeerde geldt natuurlijk ook.
Uit ervaringen met dit systeem in het verleden is gebleken dat positieve verwachtingen met betrekking tot groei van de gemeentefondsuitkering lang niet altijd uitkomen. In verband daarmee geldt als risicobeperkende maatregel dat maximaal 50% van de eventueel voorspelde reële groei van de accressen in de circulaires, wordt meegenomen in de ramingen van het meerjarenperspectief. 
In algemene zin bestaan er nog risico’s maar ook kansen op basis van aanpassingen van verdeelmaatstaven naar aanleiding van periodieke onderhoudsrapportages door het Rijk. 
Om het gemeentefonds volledig en integraal te herzien zijn herijkingsonderzoeken uitgevoerd. Deze onderzoeken hebben plaatsgevonden langs twee sporen. Een voor het sociaal domein en een voor het “klassiek” gemeentefonds (de overige onderdelen). Voor de zomer kwam de mededeling dat de herijking van het gemeentefonds voorlopig een positief structureel effect zou hebben van € 37 per inwoner. Het was nog een voorlopig effect, dat gebaseerd was op cijfers van 2017. In de zomervakantie heeft een herrekening plaatsgevonden naar de cijfers van 2019. Van de € 37 is nog maar € 2 per inwoner over. En nog zijn deze cijfers niet zeker. De herverdeling gaat in per 2023 en de cijfers worden nogmaals herijkt per 1 januari 2023. De fluctuaties zijn dus fors. Momenteel heeft de Raad voor het Openbaar Bestuur een advies in voorbereiding. Dat duurt tot begin oktober. De VNG start aansluitend met de bestuurlijke consultatie van het voorstel. 
Hoewel we dus nog steeds in de categorie voordeelgemeenten vallen blijft het risico aanwezig dat de algemene uitkering daalt. Als realistisch scenario zien we een korting van circa 2%. Dit komt overeen met een bedrag van ongeveer € 1,2 miljoen. Bij eerdere herverdelingen van het gemeentefonds werd het nadeel per gemeente begrensd op € 15 per inwoner per jaar. Het scenario van 2% komt overeen met een nadeel van € 15 per inwoner per jaar gedurende een periode van ca. 2 jaar. Omdat de herverdeling op zijn vroegst ingaat per 1 januari 2023 schatten we het risico dat het gemeentefonds in 2022 daalt laag in. 

Effecten Corona: Voor de lange termijn blijft de impact van corona op de algemene uitkering erg onzeker. Het risico is aanwezig dat de rijksoverheid op enig moment gaat bezuinigen om de extra uitgaven door corona terug te halen. Via de trap op trap af systematiek kan dit dan een nadelig effect hebben op het gemeentefonds. 
Zoals hiervoor aangegeven blijft het risico op nadelige effecten van de herverdeling per 2023 aanwezig. We blijven dan ook uitgaan van een risicoscenario van 2% en gelet op de grote onzekerheden hebben we de kans op optreden van het risico na simulatie gehandhaafd op midden.

2. Uitgaven sociaal domein (decentralisaties Jeugd en Wmo) 
Het is bekend dat er forse risico's zijn op dit terrein en dat de tekorten verder kunnen oplopen. Om de tekorten terug te dringen is en wordt gewerkt aan transformatie van het sociaal domein. Ook zijn al diverse interventiemaatregelen ingezet om de tekorten op te vangen in de begroting. Andere interventiemaatregelen moeten verder wordt uitgewerkt en geëffectueerd. Dit kost niet alleen tijd, maar brengt ook risico’s met zich mee. Inmiddels is duidelijk geworden dat niet alle interventiemaatregelen daadwerkelijk leiden tot concrete bezuinigingen. Het budget is hierop aangepast. De nog lopende interventiemaatregelen betreffen veelal zachte maatregelen, die vooral insteken op het voorkomen van uitgaven. Dit is in financiële zin lastig terug te zien, omdat de daadwerkelijke uitgaven niet alleen door interventiemaatregelen beïnvloed worden, maar ook door andere ontwikkelingen. Voor het resterende deel blijven de risico’s op het niet realiseren van de interventiemaatregelen bestaan. 
Corona-effect: De signalen over de ontwikkelingen van de zorgkosten voor Jeugdhulp en Wmo zijn verschillend. Van de door sommigen verwachte boeggolf zien we de eerste effecten ontstaan in de cijfers. Zo zien we voor zowel jeugd als Wmo een  lichte toename van het gemiddelde indicatiebedrag.  Als gevolg van Corona zien we, zowel door uitgestelde hulpvragen als de in de afgelopen periode toegenomen wachtlijsten de zwaarte en complexiteit van de problematiek toenemen. Een mogelijk positief effect is dat men minder hulp nodig blijkt te hebben door bijvoorbeeld het zelfoplossend vermogen. Het laatste effect is nog niet terug te zien.
Daarnaast biedt het Rijk compensatie voor inhaalzorg en extra zorg. Dit incidentele effect laten we buiten beschouwing.
Het blijft lastig en daarmee onzeker hoe de zorgkosten zich gaan ontwikkelen als gevolg van het coronavirus. Op de vraag of er sprake is van een incidenteel of een structureel effect is erg moeilijk een antwoord te geven, omdat diverse factoren hierop van invloed zijn.  Daarnaast is bij het opmaken van de jaarrekening 2022 een budgetoverschrijding geconstateerd van ca. € 9 ton over het 4e kwartaal 2022. Op het moment van schrijven van deze risicoparagraaf wordt nog gewerkt aan een analyse. Kortom: er zijn vele onzekerheden en risico’s. Het is lastig om het risico te kwantificeren. We sluiten  aan bij het gebruikelijke scenario van open einde risico’s, namelijk 10% van de uitgaven. 
We hebben de risico-inschatting al enkele jaren op midden gezet. De realisatie van het resterende deel van de interventiemaatregelen door corona en de inschatting hiervan geeft veel onzekerheid. Daarom hebben we de risico-inschatting gehandhaafd op midden. In 2022 heeft dit scenario zich ook daadwerkelijk voorgedaan. De toelichting hierop vindt u terug in programma 2. Jongeren en Onderwijs.

3. Uitgaven sociaal domein (decentralisatie Participatiewet/ WSW)
Met ingang van 2021 is de GR Soweco opgeheven en worden deze activiteiten lokaal georganiseerd. De lokale uitvoering van de WSW brengt uiteraard risico’s met zich mee. We hebben als risicoscenario genomen 10% van het begrotingstekort lokale uitvoering.

4. Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) huishoudelijke hulp
Geconstateerd kan worden dat op het terrein van de Wmo, waarvoor een openeinderegeling geldt, sprake is van een structureel risico. Er worden meer inwoners ouder en het langer zelfstandig wonen wordt vanuit het Rijk gestimuleerd. Het gevolg is dat er een groter beroep op Wmo-voorzieningen wordt gedaan, waarbij het maar de vraag is of de compensatie van het Rijk voldoende is om de extra kosten op te vangen. Sinds 2018 wordt de huishoudelijke ondersteuning grotendeels als algemene voorziening uitgevoerd. Het overschrijdingsrisico is als basisscenario gezet op 10%. Gelet op het stabiele volume hebben wij dit risico op laag gezet.

5. Inkomensdeel Participatiebudget (voormalig WWB/IOAW/IOAZ)
Voor de uitkeringen verstrekt op basis van de participatiewet (inkomensdeel) ontvangt de gemeente een rijksbudget. Er is een landelijke vangnetregeling. De eigen risicodrempel is 7,5%. Vergoed wordt 50% van het tekort meer dan 7,5% tot en met maximaal 12,5%. Indien het tekort hoger is dan 12,5% wordt 100% vergoed. Voorwaarde is dat aangetoond kan worden dat voldoende inspanningen gepleegd zijn om het beroep op de bijstand zo klein mogelijk te houden. Een aanvullende voorwaarde is dat een referte periode van 3 jaar van toepassing is. Zowel 2018, 2019 als 2020 liet een overschot  zien. De  kans dat een beroep kan worden gedaan op de vangnetregeling is de komende jaren klein.
Een landelijke toename van het beroep op de WWB wordt (met enige vertraging) gecompenseerd in het rijksbudget. Wel is het zo dat ontwikkelingen op macroniveau niet één op één doorvertaald kunnen worden naar lokaal niveau. Het kan best zo zijn dat landelijk zich een daling voordoet in het aantal uitkeringsgerechtigden terwijl lokaal (door specifieke omstandigheden) het omgekeerde plaatsvindt. 
Als risicoscenario hebben we genomen een overschrijding van 10%. 

Lokaal is sprake van een stabiel uitkeringsbestand. De afgelopen jaren was er geen aanleiding tot een hogere instroom, omdat de instroom en uitstroom in balans was. Wel is in de begroting 2021 al rekening gehouden met extra instroom door statushouders. Een mogelijke oplopende bijstandsinstroom is afhankelijk van de economische gevolgen binnen dit corona tijdperk. Dit kan ook gevolgen hebben voor het uitgavenniveau doordat het aantal mensen met deeltijdwerk afneemt. In de augustusraming van het CPB is aangegeven dat de werkloosheid tot nu toe slechts licht oploopt en de krapte op de arbeidsmarkt blijft. Voor 2022 wordt een beperkte stijging verwacht. Het CPB spreekt over een krachtig economisch herstel maar geeft tegelijk aan dat de onzekerheid door corona blijft. Daarom hebben we de risico-inschatting gehandhaafd op midden. 

6. Leerlingenvervoer
Leerlingenvervoer naar met name speciaal onderwijs is een gevolg van het feit dat we in onze gemeente erg weinig speciaal onderwijs hebben. Daar komt bij dat we de laatste jaren een toename zien van leerlingen die, ondanks passend onderwijs, toch speciaal onderwijs moeten volgen. En in ons geval vrijwel automatisch ook in het leerlingenvervoer terecht komen. Het lokaal kunnen aanbieden van speciaal onderwijs is de meest zekere manier om op leerlingenvervoer te besparen. Dit is echter een kwestie van lange adem en goed overleg met onderwijsinstellingen c.q. samenwerkingsverbanden.
Daarnaast zijn er nog wat mogelijkheden om op de kosten van leerlingenvervoer te besparen. Denk aan inzetten van e-bikes in plaats van aangepast vervoer, MEEopWeg etc. Ook de nieuwe modelverordening bekostiging leerlingenvervoer biedt enkele handvatten. Maar ook hier geldt dat alternatief vervoer niet altijd mogelijk is vanwege de feitelijke reisafstand.
De laatste jaren waren er  budgetoverschrijdingen. Het budget is hierop deels bijgesteld. Voor het resterende deel blijven risico’s op overschrijding bestaan. We hebben het risico vooralsnog gehandhaafd op midden.

7. Dividenden 
De gemeente ontvangt een aanzienlijk bedrag aan dividend (onder andere van de Bank Nederlandse Gemeenten (BNG) en Twence). In het kader van economische herstelmaatregelen na corona is uitkering van dividenden onzekerder geworden. Deze effecten doen zich echter naar verwachting eenmalig voor en zijn meegenomen in de raming. De kans op het risicoscenario van een negatieve afwijking van 10% schatten we laag in.

8. Rente 
Over de ontwikkeling van de rente bestaat veel onzekerheid. Vooralsnog gaan wij uit van stabiele lage rentetarieven in de komende jaren. Oplopende inflatie kan een bedreiging vormen en leiden tot hogere rentevoeten.
De leningportefeuille bedraagt ongeveer € 58 miljoen. Van een gemiddelde herfinancieringsbehoefte van een tiende deel van de portefeuille is het renterisico van 1% gelijk aan € 58.000.
Voor 2022 is de gemiddelde rentevoet 3,4 %. De kans dat geld tegen hogere tarieven aangetrokken moet worden, schatten we laag in.

9. Regio Twente
Regio Twente voert zijn eigen risicomanagement, ook hier wordt gewerkt met een weerstandsratio.
Ten opzichte van 2021 groeit in 2022 zowel de weerstandscapaciteit als de ratio weerstandsvermogen. Waar in 2021 deze ratio met een waarde van 0,6 niet voldeed aan de eigen norm  met een bandbreedte van 0,8 tot 1,0, ligt deze in 2022 wel binnen deze norm met een waarde van 0,8. Dit is resultaat van het verhogen van het weerstandsvermogen tot € 3 miljoen. Omdat de regio Twente een eigen adequaat risicobeheer voert zetten wij als deelnemende gemeente het risico voor de gemeente op pm.

Regjo Twente is per juli 2021 gedeeltelijk ontvlochten. Dit heeft als gevolg dat de organisatie Regio Twente per 7 juli 2021 bestaat uit drie delen:
1.    Twente Board en een uitvoeringsorganisatie Twente Board Development
2.    Een gemeenschappelijke regeling met focus op het gebied van gezondheid: 
3.    Recreatieschap Twente (formele start 1 januari 2022)

We gaan we ervan uit dat dit geen effect heeft op het risicobeheer van de Regio Twente.

10. Vastgoed
We gaan uit van een risico van huurderving van gemeentelijke accommodaties van 10%. We schatten dit risico als laag in. 

11. Arbeidsongeschiktheidsrisico’s gemeentebestuurders 
Arbeidsongeschiktheid van gemeentebestuurders leidt tot extra loon- en wachtgeldbetalingen. Het maximale risico bedraagt ongeveer € 2,9 miljoen. Als risicoscenario gaan we uit van een derde van het maximale risico, afgerond € 1,0 miljoen. We schatten het risico gemiddeld in. 

12. Infrastructurele projecten
Jaarlijks wordt geïnvesteerd in de infrastructuur. Als risicoscenario wordt 10% overschrijding bij een investering van gemiddeld € 4 miljoen verondersteld.

13. Stadsbank Oost Nederland 
De 22 aangesloten gemeenten zijn aansprakelijk voor eventuele exploitatieverliezen. Stadsbank Oost Nederland voert hierin een eigen risicomanagement. In het risicomodel wordt net als in onze gemeente met een weerstandsratio gewerkt. Met een weerstandsvermogen van € 1 miljoen komt in 2022 deze ratio uit op 1,24. Daarmee wordt voldaan aan de eigen norm met een bandbreedte van 1 tot 1,4. Omdat de stadsbank zelf een adequaat risicobeheer voert zetten wij als deelnemende gemeente het risico voor de gemeente op pm.

14. Directe borgstellingen 
Op 31 december 2022 is sprake van de volgende directe borgstellingen:
-    Corporaties/(zorg)instellingen            € 2,0 miljoen
Als risicoscenario wordt 5% wanbetaling gehanteerd. Gelet op de financiële positie van de betrokken instellingen schatten we de kans daarop laag in. 

15. Indirecte borgstellingen
Aan indirecte borgstellingen via het waarborgfonds Sociale woningbouw staat per 31 december 2022 een bedrag van € 71,0 miljoen uit bij corporaties. 
Het geborgd schuldrestant in relatie tot de WOZ-waarde van de onderpanden bedraagt ultimo 2020 12,6% (2019 was 12,9%). Deze borgstelling (Rijk 50%; gemeente 50%) wordt pas ingeroepen als het garantievermogen van het fonds daalt tot 0,25%. We schatten, gelet op de betrokken corporaties, de kans laag in dat een beroep op deze achtervang wordt gedaan. Niettemin betekent 2,5% wanbetaling (50% van 5%) een potentiële claim van globaal € 1,7 miljoen. Landelijk wordt gewerkt aan een wijziging in de verdeelsleutel van de achtervangpositie. De effecten voor de gemeente Rijssen-Holten lijken beperkt positief.
Binnen de nationale hypotheekgarantie (NHG) staat de gemeente tot en met 2010 nog voor 50% als achtervang garant voor tekorten bij het NHG (andere 50% is voor het Rijk). Per 1 januari 2011 is de achtervangfunctie van de gemeenten voor nieuw af te geven hypotheekgaranties vervallen en vanaf deze datum is voor nieuw af te geven hypotheekgaranties sprake van een 100% rijksachtervang.
Het fondsvermogen is in 2020 gestegen tot € 1,53 miljard. In 2020 is € 1,4 miljoen uitgekeerd aan verliesdeclaraties.
De kapitaalratio (garantievermogen/% van gegarandeerd vermogen) is gestegen van 0,73% eind 2019 naar 0,76% eind 2020.
De komende jaren zet het Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW) in op het verder verbeteren van de financiële gezondheid van het fonds. We gaan ervan uit dat de buffers voldoende zijn. Daarom is het  risico voor de gemeente op pm gezet.

16. Risico’s ICT/informatiebeveiliging/privacybescherming
De ICT-ontwikkelingen gaan steeds verder en daarmee nemen de risico’s toe, door bijvoorbeeld hacking, phishing of ongeautoriseerd gebruik van systemen. Op basis van ervaringen elders gaan we uit van een risicoscenario van € 4 miljoen. Gelet op de vele beheersmaatregelen die worden genomen als risicoreductie schatten wij het risico laag in. 

17. Grondexploitatie 
De risico’s van de grondexploitatie worden jaarlijks gemonitord. De resultaten hiervan worden opgenomen in het risicologboek. In deze risicoschatting zijn de effecten van Covid-19 meegewogen. Op dit moment zijn de risico’s geïndiceerd op circa € 2 miljoen. 

Risico’s op eigendommen

Terug naar navigatie - Risico’s op eigendommen

Rampen
Met de gevolgen van het zich voordoen van rampen, zoals het ontsporen van een chloortrein of het overstromen van een kern is in de begroting geen rekening gehouden. Wel wordt op verschillende manieren geprobeerd te voorkomen dat een ramp zich voordoet. Denk hierbij aan het opstellen van een integraal veiligheidsplan en het aanpassen van het rioleringsstelsel. 
Voor de kosten van een terroristische aanslag zijn alle Nederlandse polissen verzekerd tot een bedrag van € 1 miljard per jaar. Een risico is de opgenomen clausule in de polis. Komt de schade door terrorisme in Nederland in een jaar boven dit bedrag uit en onze gemeente wordt getroffen door een aanslag, dan komt een evenredig deel van de schade niet voor vergoeding in aanmerking.

Verzekeringsmarkt
Wij wijzen op de claimbewustheid van burgers en bedrijven bij schade. De gemeente is verzekerd tegen schade bij persoons- en zaakschade tot een bedrag van € 5 miljoen per gebeurtenis met een maximum van € 10 miljoen per verzekeringsjaar en bij vermogensschade € 2,5 miljoen per gebeurtenis tot een maximum van € 5 miljoen per verzekeringsjaar. Claims die de genoemde bedragen te boven gaan blijven over het meerdere voor risico van de gemeente.

Weerstandsvermogen
Tot het weerstandsvermogen wordt gerekend de algemene reserve en 50% van de bestemmingsreserves waarop nog geen verplichtingen rusten.

Basisset kengetallen

Terug naar navigatie - Basisset kengetallen

De paragraaf betreffende het weerstandsvermogen en risicobeheersing bevat o.a.:
a.een inventarisatie van de weerstandscapaciteit;
b. een inventarisatie van de risico's;
c. het beleid omtrent de weerstandscapaciteit en de risico's;

Het weerstandsvermogen bestaat uit de relatie tussen:
a. de weerstandscapaciteit, zijnde de middelen en mogelijkheden waarover de  gemeente beschikt of kan beschikken om niet begrote kosten te dekken;
b. alle risico's waarvoor geen maatregelen zijn getroffen en die van materiële betekenis kunnen zijn in relatie tot de financiële positie.
In deze paragraaf wordt een verplicht aantal kengetallen opgenomen. Dit zijn kengetallen voor de:
- netto schuldquote;
- netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen;
- solvabiliteitsratio;
- grondexploitatie;
- structurele exploitatieruimte; en
- belastingcapaciteit

 

 

Financiële kengetallen

Terug naar navigatie - Financiële kengetallen

Vanuit het BBV (Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten) wordt in deze paragraaf een verplichte basisset van zes financiële kengetallen opgenomen. Daarnaast wordt een beoordeling van de onderlinge verhouding van de kengetallen in relatie tot de financiële positie gegeven. In de regelgeving is bewust afgezien van normering: dit is een vrijheid van de gemeenteraad.

KENGETALLEN: (commissie Depla)
Netto schuldquote: Jaarrekening 2021 Begroting 2022 Jaarrekening 2022
31-12-2021 31-12-2022 31-12-2022
A. Vaste schulden € 45.211 € 64.636 € 46.408
B. Netto vlottende schulden € 7.161 € 7.000 € 8.870
C. Overlopende passiva € 7.875 € 5.569 € 7.117
D. Financiële activa (excl. leningen) € 794 € - € 794
E. Uitzettingen € 10.844 € - € 9.091
F. Liquide middelen € 802 € - € 4.578
G. Overlopende activa € 3.698 € 1.300 € 3.831
H. Totale baten, exclusief reserves € 106.070 € 88.323 € 123.862
Kengetal (A+B+C-D-E-F-G)/H x 100% 42% 86% 36%
Netto schuldquote, gecorrigeerd voor Jaarrekening 2021 Begroting 2022 Jaarrekening 2022
alle verstrekte leningen: 31-12-2021 31-12-2022 31-12-2022
A. Vaste schulden € 45.211 € 64.636 € 46.408
B. Netto vlottende schulden € 7.161 € 7.000 € 8.870
C. Overlopende passiva € 7.875 € 5.569 € 7.117
D. Financiële activa (incl. leningen) € 5.819 € - € 8.600
E. Uitzettingen < 1 jaar € 10.844 € - € 9.091
F. Liquide middelen € 802 € - € 4.578
G. Overlopende activa € 3.698 € 1.300 € 3.831
H. Totale baten, exclusief reserves € 106.070 € 88.323 € 123.862
Kengetal (A+B+C-D-E-F-G)/H x 100% 37% 86% 29%
Solvabiliteitsratio: Jaarrekening 2021 Begroting 2022 Jaarrekening 2022
31-12-2021 31-12-2022 31-12-2022
A. Eigen vermogen € 67.871 € 55.468 € 81.733
B. Balanstotaal € 137.467 € 149.614 € 153.051
Kengetal (A/B) x 100% 49% 37% 53%
Kengetal grondexploitatie: Jaarrekening 2021 Begroting 2022 Jaarrekening 2022
31-12-2021 31-12-2022 31-12-2022
A. Bouwgronden, niet in exploitatie € 7.124
B. Bouwgronden, in exploitatie € 4.160 € 18.325 € 4.235
C. Totale baten (excl. reserves) € 106.070 € 88.323 € 123.862
Kengetal (A+B)/C x 100% 4% 29% 3%
Structurele exploitatieruimte: Jaarrekening 2021 Begroting 2022 Jaarrekening 2022
31-12-2021 31-12-2022 31-12-2022
A. Totale structurele lasten € 88.621 € 89.174 € 81.473
B. Totale structurele baten € 89.360 € 88.323 € 95.543
C. Totale structurele toevoegingen aan reserves € 930 € 795 € 425
D. Totale structurele onttrekkingen aan reserves € 1.172 € 3.117 € 719
E. Totale baten € 90.532 € 91.440 € 123.862
Kengetal ((B-A)+/(D-C))/E x 100% 1,1% 1,6% 11,6%
Belastingcapaciteit, woonlasten Jaarrekening 2021 Begroting 2022 Jaarrekening 2022
meerpersoonshuishouden: 31-12-2021 31-12-2022 31-12-2022
A. OZB-lasten gezin bij gemiddelde WOZ-waarde (circa € 200.000) € 234 € 239 € 239
B. Rioolheffing (kleinverbruiker) € 195 € 164 € 164
C. Afvalstoffenheffing (meerpersoonshuishouden) € 186 € 213 € 213
D. Heffingskorting € - € -
E. Totale woonlasten gemiddeld gezin € 615 € 616 € 616
F. Woonlasten landelijke gemiddelde voor een gezin € 777 € 811 € 904
Kengetal (E/F) x 100% 79,2% 76,0% 68,1%

Toelichting

Terug naar navigatie - Toelichting

Netto schuldquote
De netto schuld geeft het niveau van de schuldenlast van de gemeente weer ten opzichte van de eigen middelen. De netto schuldquote geeft een indicatie van de druk van de rentelasten en de aflossingen op de exploitatie. Hoe lager dit percentage, hoe gunstiger de financiële positie.
In vergelijking met de begroting en de jaarrekening 2021 heeft de netto schuldquote zich gunstig ontwikkeld met name doordat de baten over 2022 hoger zijn dan eerdere jaren. Ook is de schuldenpositie in relatie met het eigen vermogen verbeterd waardoor dit kengetal gunstiger uitvalt verwacht.

Solvabiliteitsratio
De solvabiliteitsratio geeft inzicht in de mate waarin de gemeente in staat is aan haar financiële verplichtingen te voldoen. Onder de solvabiliteitsratio wordt verstaan het eigen vermogen als percentage van het balanstotaal. Hoe hoger dit percentage, hoe groter de financiële weerbaarheid van de gemeente.
Ten opzichte van de begroting en de realisatie 2021 is de solvabiliteitsratio gunstiger door een hoger eigen vermogen bij een toegenomen balanstotaal.

Kengetal grondexploitatie
Het kengetal grondexploitatie geeft weer hoe de boekwaarde van de grexen zich verhoudt tot de totale baten van de gemeente. Wanneer bijv.  grond tegen de prijs van landbouwgrond is aangekocht, loopt de gemeente een gering financieel risico. Dit levert dan een lager en gunstiger percentage op.
In 2022 is dit percentage is ten opzichte van de jaarrekening 2021 verder verlaagd. Dit komt vooral door het aflopen (lagere boekwaarde door verkoop) van de grexen.

Structurele exploitatiesruimte
Het kengetal structurele exploitatieruimte is van belang om te kunnen beoordelen welke structurele ruimte een gemeente heeft om de eigen lasten te dragen, of welke structurele stijging van de baten of structurele daling van de lasten daarvoor nodig is. De uitkomst van dit kengetal geeft aan dat de structurele baten toereikend zijn om de structurele lasten te dekken. Ten opzicht van de begroting is de structurele exploitatieruimte verbeterd tot 6,5% van de omvang van de structurele baten.

Belastingcapaciteit
De belastingcapaciteit geeft inzicht in hoe de belastingdruk van de gemeente zich verhoudt ten opzichte van het landelijke gemiddelde. De belastingdruk in de gemeente Rijssen-Holten zit met 76% in 2022 ruim onder het landelijke gemiddelde.